zondag 27 februari 2011

Het kostbaarste geschenk

In Bern logeer ik in een hotel. Het is heel eenvoudig en zonder overbodige luxe, maar je merkt dat alles met zorg en aandacht gedaan wordt. In de ontbijtzaal hangt nog kerstversiering. Het is duidelijk niet kant en klaar gekocht, maar zelf-gemaakt, van anijssterren en gedroogde doorgesneden plakjes sinaasappels. De ochtendzon kleurt de stukjes prachtig oranje. Het viel mij in het Emmental al op dat er hier overal nog kerstversiering is: groene dennetakken bij de voordeur, met lantarentjes erbij, en ook groene takken in de brede vensterbanken aan de buitenkant van de ramen, met slingers van dennenappels. Het ziet er warm en gezellig uit. Zou dat komen omdat het hier veel langer winter is dan bij ons?

Hier in Bern is het warm en zonnig, bijna voorjaar. In de bergen heb ik het zó koud gehad maar hier eet ik mijn lunch op het balkon van mijn hotelkamer. Ik zoek elke dag een familielid op, en de rest van de dag heb ik de tijd aan mezelf. Elke morgen is er de vraag: wat ga ik vandaag doen? Het is een ongekende luxe om te kiezen wat ik zelf wil, zonder de dwingende regie van de agenda of van wat anderen van mij willen. Vaak voel ik me heen en weer getrokken tussen wat anderen van mij vragen en willen en mijn eigen verlangens. Dat ik nu mijn eigen keuzes kan maken, is een groot cadeau. Het maakt de dagen licht en ongecompliceerd en tot mijn verwondering maakt het mijn dagen ook heel lang.


Bern is voor mij een bekende plek, en er zijn zoveel dingen die ik zou willen doen. Maar ik besef dat teveel willen maakt dat ik weer in dezelfde spiraal kom als thuis, en dus vallen er heel veel dingen af. Wat vooral overblijft is wandelen: op de Gurten, waar ik vele jaren geleden vaak met mijn oma wandelde, en langs de Aare, de rivier die door Bern stroomt en die zo’n prachtige blauwe kleur heeft. Er is veel te zien .. al die kleine wonderen waar je anders aan voorbij stormt, en veel te horen, juist als het heel stil is. De zon gaat onder en zet alles in gouden gloed. Ik wil nog niet terug naar mijn hotelkamer, en ga zitten breien op een bankje langs het wandelpad. Het is onvoorstelbaar hoe heerlijk lang de dagen duren.

Terug in het hotel vallen mij op een nieuwe manier de schilderijen op die in de zalen en de gangen van het hotel hangen. Ze hebben intense kleuren en zijn meermaals verdeeld in twee vlakken: onder groen of bruin, en boven blauw. De vlakken zijn groot, maar levendig geschilderd. En precies daar waar beide kleurvlakken elkaar raken, is een gouden streep geschilderd. En ineens krijgen deze schilderijen betekenis voor me: het groen en het bruin zijn voor mij de aarde, het blauw de hemel daarboven, en de gouden streep, dat is de plek waar hemel en aarde elkaar raken, de plek waar wij mensen staan. De gouden streep staat zo voor het hier en nu, de plek en het moment waarop ik ben. In deze dagen beleef ik het hier en nu heel bewust als een gouden moment. Het huidige moment is het kostbaarste geschenk dat we hebben, schreef ik kortgeleden over uit een boekje van Thich Nhat Hanh. Ik besef dat ik dat kostbaarste geschenk veel te vaak over het hoofd zie, en daarmee dat goud, juist op die ene plek tussen hemel en aarde waar ik mij bevind. 

maandag 21 februari 2011

Geduld en aandacht

In het Zwitserse Emmental ga ik ga naar een kaasmakerij. Je mag van bovenaf kijken hoe het gaat. Grote machines draaien en brommen. Af en toe loopt er iemand in witte kleding rond en draait ergens aan of controleert iets. Met video´s wordt uitleg gegeven over hoe de beroemde Emmentaler kaas gemaakt wordt. Dan hoor ik dat er naast dit gebouw ook kaas gemaakt wordt op de oude manier zoals dat vroeger op een alp gebeurde. Als ik er de deur open doe komt er een dikke rooklucht mijn gezicht in waaien. Daarbinnen is het heel donker en heel rokerig … maar er staat iemand die bezig is een vuurtje op te stoken.

Het blijkt de kaasmaker te zijn. Hij hangt een grote koperen pot boven het vuur, en hij gaat aan het werk. Dit is beter dan een video: het is inclusief de rooklucht, de warmte van het vuur én is er iemand die ik van alles kan vragen. De kaasmaker vertelt graag over zijn vak. Hij komt nog uit de tijd dat je dat deed zonder al die machines en dat je aan het mengsel in de pan zag of je de goede temperatuur bereikt had. Daar in het donker bij het vuur maak ik het hele proces van kaasmaken mee. Het heeft tijd nodig, en de ingrediënten in de pan moeten zorgvuldig geroerd worden. Hiervoor wordt een bijzonder houten roerspaan gebruikt – gemaakt van een boomtak, waarbij sommige taken rond gebogen zijn. De kaasmaker heeft het zelf gemaakt. Andere dingen, zoals de kaasvormen zijn van plastic. De traditionele houten vormen worden niet meer gemaakt: dat is een uitgestorven ambacht.

Dan is het grote moment daar: de kaas kan uit de pan en in de vorm. Onder een pers – die, als ik omhoogkijk, functioneert op een enorme dikke kei die er bovenop ligt. Ik mag iets van de kaas proeven: kleine zachte stukjes die nog weinig smaak hebben. Ook het vocht dat overblijft als alle kaas eruit is, mag ik proeven. We toosten bij de kaaspan en drinken het gezonde vocht. Tenslotte moet de pan nog glanzend schoon worden gemaakt en dan pas zit het kaasmaken erop. 


Ik bedenk me dat we van heel veel dingen die we altijd gebruiken of eten helemaal niet meer weten hoe je het maakt. Dat we het uitbesteden aan anderen en aan machines, waardoor we ook niet meer beseffen hoeveel tijd en aandacht het kost. Ik vind het fijn om thuis brood te bakken: van meel, water en zout het hele proces door tot er warm brood op het aanrecht staat te dampen. Het gevoel van het deeg, de geur ervan en het nog eerste warme krakende kapje opeten … dat is toch heel anders dan even naar de bakker gaan.

In onze volle levens kan dat niet meer uit: een uur in een pan met kaas roeren, of nog zelf het brooddeeg kneden. Maar als je deze dingen zo gemaakt ziet worden en beseft hoeveel moeite en zorg het kost, ga je vast ook anders met de dingen om. Ik denk dat zulk brood niet zo gauw in de vuilnisbak terecht zou komen. Ik neem me voor om thuis regelmatig tijd te blijven nemen om dingen helemaal zelf te maken. Daarmee neem je in zekere zin die dingen echt serieus.

donderdag 17 februari 2011

Wonderlijke witte wereld

In het Zwitserse Emmental is het enkele dagen mistig. Maar het wordt beter, en zeker wanneer je hoger komt. Dus raadt men mij aan het Brienzer Rothorn op te gaan. Pas als ik het kaartje koop, besef ik dat ik de laatste etappe met een kabelbaan moet afleggen. Vanwege mijn hoogtevrees is dat iets dat mij bang maakt. Maar mijn verlangen naar de bergen is te groot en ik stap moedig in de cabine. Mijn kinderen zijn er nu niet bij en kunnen niet lachten om mijn krampachtige vasthouden van de metalen stang voor me – vooral als we een grote mast passeren. Het blijft vreemd hoe een dergelijke irrationele angst je lichaam in z’n greep houdt – al zet je al je verstandelijke overredingskracht in om  het te bestrijden.

Dan komt de kabelbaan boven in de aankomsthal langzaam tot stilstand. Door het restaurant loop ik het terras op – en daar sta ik ineens oog in oog met een adembenemend vergezicht. Bergen zover het oog reikt, wit van de sneeuw en zonovergoten. Zulke beelden zie je op kalenders of op TV, maar dit is anders: ik ben hier en nu zelf: het zijn mijn ogen die het zien, hier en nu.

Dat mensen bergen vaak met het goddelijke verbonden hebben, dat voel je hierboven als iets onontkoombaars. De pracht van dit eeuwenoude landschap, dat in alles de menselijke maat overstijgt, doet iets met een mens. In onze eigen kleine wereld voelen wij ons heel wat: heer en meester. Maar dit uitzicht zet alle verhoudingen in een ander perspectief: ik ben nietig en klein, een blad op de wind, een klein stipje in een oneindige grote witte weidsheid. Aan de ene kant is dat beangstigend: je voelt je kwetsbaarheid. Aan de andere kant is het óók geruststellend. Want dit landschap brengt een mens weer tot zijn eigen menselijke proporties. Het relativeert mijn kleine mensenleven. Dat de wereld zó groot en zo mooi is, en dat ik daar deel van uitmaak, is wat mij ontroert.


Vol verwondering blijf ik enkele uren boven. Eenmaal weer terug in de cabine van de kabelbaan is mijn angst eigenlijk geweken en als gelouterd kom ik weer beneden aan. Daar is de wintersport in volle gang. Een piepklein meisje leert skiën van haar moeder, een hele klas komt lachend de helling af. Iets verderop komen mensen op sleetjes de helling af – mensen met kinderen, maar ook mensen die ik minstens 70 schat. Die witte wereld in de stralende zon doet iets met mensen. Het roept een zekere speelsheid op – en zo spelen niet allen kinderen, maar ook volwassen mensen tot op hoge leeftijd.

Ook ik ga in snelle vaart op een slee de helling af en zo komen op één dag verwondering en speelsheid samen. We zijn maar mensen; we moeten onszelf niet te belangrijk maken. Dat geeft ons naast onze serieuze en ernstige kanten van het mens-zijn, ook ruimte om te spelen, ongeacht onze leeftijd.

zondag 13 februari 2011

Hier en nu

Tien dagen mag ik even afstand nemen van mijn gewone dagelijkse leven. De laatste dagen voor vertrek zijn zó intensief vanwege alle werk dat nog gebeuren moet, dat ik bijna de moed verlies. Ik heb veel te weinig geslapen, honderden gedachten in mijn hoofd en al die losse eindjes moeten nog afgehecht worden. De stress heeft mij volledig te pakken en ik heb al spijt van mijn idee om op reis te gaan. Waarom wil ik eigenlijk weg? Ik ga de kinderen missen en het kost alleen maar energie. Huilend zit ik in de keuken. Maar de treinkaartjes zijn al gekocht, en mijn familie verheugt zich op mijn komst.

Zo stap ik dan toch op de internationale trein richting Basel SBB. En dan gebeurt het wonder; zodra de trein zich in beweging zet, valt er een hele last van me af. Zonder enige moeite zet ik de knop om: ik pak mijn ipod, mijn breiwerk, en luisterend naar Bach en breiend aan een sjaal glijdt de wereld aan mij voorbij.

Mijn eerste vakantiedag brengt mij helemaal in het Zwitserse Emmental. Het is een heerlijke lange dag. Ik hoef niks en ben simpelweg gelukkig waar ik ben zonder al die honderden gedachten die mij gevangen houden en die de tijd van mij afstelen, omdat ze mij het verleden of de toekomst in trekken. Zo belemmeren ze mij om in het hier en nu te zijn. En dat is nu eenmaal het kostbaarste moment dat we hebben!

donderdag 10 februari 2011

Wat is jouw droom?

‘Wat is je droom?’ Wat staan we weinig stil bij die vraag. We leven vaak van dag tot dag, van het ene klusje naar het andere en vaak hollen we onszelf voorbij. We hebben wel dromen, maar we moeten zoveel en we worden vaak gevangen gehouden door onze agenda en alle eisen die wel aan onszelf en aan elkaar stellen. Dus zijn we onze dromen vaak helemaal niet meer bewust en zijn ze verstopt onder een grote laag plichten, zorgen en taken. 

Deze week kwam een collega op mijn pad. Ik had haar lange tijd niet gezien. Zij bleek afgelopen jaar haar droom niet alleen hardop uitgesproken te hebben, maar ook de eerste stappen gezet te hebben om die droom waar te maken. Bijzonder aan haar verhaal was, hoe je eerst niet zou weten hoe het verder moet, maar dat, als je de eerste stap gezet hebt, de tweede stap ineens zonneklaar is en dan de derde ook … en zo verder.

Ik had deze week een heel drukke week. Ik was al stiekem in de verleiding om mijn vrije dag door te werken. Maar door dat gesprek word ik ineens helder, en besluit ik mezelf een handje te helpen: niet thuisblijven met het risico dat ik in klusjes blijf hangen, maar op pad gaan om inspiratie op te doen. 

Al maanden wil ik naar de tentoonstelling van Munch in de Kunsthal in Rotterdam. Nu loop ik dus naar het station, in stralende zon, lees en schrijf in de trein en bekijk Munch. Indrukwekkend hoe duidelijk het op jonge leeftijd groot verdriet om je heen zien en ervaren, dóórwerkt. De mensen in Munch’s schilderijen stralen sterke emoties uit.

Boven in de Kunsthal is nog een expositie. Van Wim Oepts, die ik toevallig ken van een kleurig schilderij in het Henriëtte Polak Museum in Zutphen. Ik ga boven kijken en de vrolijke felle kleuren komen mij van verre tegemoet. Zijn schilderijen zijn zo vol van zomerzon dat ze warmte en levensvreugde uitstralen. Huizen in zonnige landschappen, straatjes, bloempotten, een dorpscafé, bomen, luchten … Het ontroert me ineens. Ik voel me een geestverwant. Dit wil ik óók. Veelstemmig licht. Veelkleurig en vol levenslust.

Daarna ga ik nog even terug naar Munch. Ineens valt me iets op: vanuit de ervaringen met verdriet in zijn jeugd schreef Evard Munch op zijn zeventiende het volgende: ‘Ik heb besloten dat ik kunstenaar wil worden’. En hij werd het. En wat voor één. Ik ben enkele decennia verder. Maar dit raakt aan mijn droom: kunst, kleur. Durf ik dat hardop te zeggen: ‘Ik heb besloten dat ik kunstenaar wil worden’? En durf ik het dan ook te doen?

Maar er is nog iets dat met mijn droom te maken heeft: geloof. Als ik terug loop naar het station komen twee kerken op mijn pad, en een winkel vol spiritualiteit. Als ik de deur bij binnenkomst achter mij sluit, valt mijn oog op een briefje over winkeldiefstal met ongeveer de volgende strekking: de producten zijn beveiligd, maar als je toch iets weet te stelen, wordt er Boven wel met je afgerekend. Ik ben even perplex en moet met kracht mijn eerste impuls, namelijk om meteen weer naar buiten te stappen, bedwingen. Ik wil niet te snel oordelen. Dus ik ga de winkel in, die een positieve sfeer ademt en waarachtig mijn lievelingswierook heeft. Wanneer ik afreken, vertel ik van mijn aarzeling bij het binnenkomen. Voor mij is een dergelijk Godsbeeld achterhaald; een God die je als een machtsmiddel kunt gebruiken, de strenge, onverbiddelijke oordelende God. Ik zeg dat de winkel meer uitstraalt dat er een goddelijke vonk in ieder mens en in ieder leven te vinden is: een heel ander Godsbeeld. Ik word meteen begrepen. Niet alleen ik, maar ook degene die ik aanspreek heeft twijfels bij deze tekst. Meteen wordt de tekst verwijderd. Ik word helemaal warm van binnen. Gelukkig heb ik niet meteen rechtsomkeert gemaakt. Als ik weer eens in Rotterdam ben, zal ik daar weer eens binnenlopen – om inspiratie op te doen.

Kunst én geloof: dat is mijn droom. Ik moet me niet laten ontmoedigen door mijn agenda en alles wat moet. Beter kan ik steeds weer een stap zetten. En vandaag was zo’n stap.

Terug in de trein kleurt de hemel oranje en blauw. Munch zwaait mij uit. Vandaag heb ik besloten dat ik een droom heb én die stap voor stap waar wil maken. Veelstemmig en veelkleurig. ‘Wat is jouw droom?’