dinsdag 31 mei 2011

Verwonderingsteken

In de afgelopen weken las ik “Eten, bidden en beminnen” van Elisabeth Gilbert. Daarin is een passage waarin de schrijfster een gesprek heeft met iemand, die haar uitlegt dat iedere stad een eigen woord heeft, wat het als het ware karakteriseert: het woord van Rome is bijvoorbeeld ‘seks’, en van het Vaticaan ‘macht’. Opvallend genoeg is het niet ‘geloof’. Het woord van New York is een werkwoord: presteren. Maar niet alleen steden hebben een woord, ook families. En jijzelf … Elisabeth Gilbert bedenkt dan allerlei woorden die het voor haar in ieder geval níet zijn. En ze beseft dat een bepaalde periode in je leven door een bepaald woord gekenmerkt wordt.

Ik vond het een intrigerende gedachte. Wat was het woord in het gezin waar ik opgroeide? Wat is het woord in het dorp waar ik woon, of in ons gezin? Het is moeilijk om maar één woord te kiezen … daarvoor denk ik te genuanceerd. Maar het is wel een uitdaging om erover na te denken. Eén van de woorden die ik voor mezelf zou kiezen is: "enthousiasme". En een andere is ‘verwondering’. Ik zie zoveel mooie dingen, zoveel wonderen om mij heen. Juist ook in de dagelijkse dingen is er zoveel om je over te verwonderen.

Juist in diezelfde week lees ik in de NRC ‘In de Woordhoek’ waarin Ewoud Sanders schrijft over oude boeken die online gaan. In één daarvan stuitte hij op een verhandeling uit 1799 over leestekens, en dat leerde hem dat het uitroepteken indertijd bekend stond als het “verwonderingsteken”. Wanneer ik kaartjes of brieven schrijf, maak ik ook nogal veelvuldig gebruik van uitroeptekens. Ik had dat zelf niet zo in de gaten, maar een kennis van mij wees mij er eens op … en nu zie ik het zelf ook. Die uitroeptekens, begrijp ik nu, zijn uitdrukking van mijn verwondering!

Enkele weken geleden ben ik begonnen met fysiotherapie, voor het eerst van mijn leven. Ik had er niet echt een voorstelling van, maar het leek mij een soort corvee wat nu eenmaal gedaan moet worden om van mijn klachten af te komen. Maar – tot mijn verwondering! – vind ik het leuk! Ik ontdek allerlei spieren waar ik het bestaan niet van wist. Ik leer om ze te beheersen en voel van alles in mijn eigen lijf gebeuren, dingen waar ik mij nog nooit eerder bewust van was. Het is wonderlijk dat je al bijna 50 jaar met je lijf optrekt, en toch nog zoveel nieuwe dingen kunt leren.
Zo blijf ik mij verwonderen, hopelijk nog in lengte van jaren – en zo zal ik nog heel wat ‘verwonderingstekens’ schrijven!

vrijdag 27 mei 2011

Een zee van sterretjes

Op een prachtige voorjaarsmiddag ga ik naar de Achterhoek om daar een workshop te geven. Wij hebben daar jaren gewoond en dus kom ik op bekend terrein. Ik heb onze jongste dochter bij me, en samen gaan we aan het eind van de middag nog even het vertrouwde bos in.

Het is een feest van herkenning- onze jongste is enthousiast. We zien konijnen en er komt er één recht op ons af rennen. Een snelle eekhoorn klimt een boom in. Het ruikt heerlijk en we genieten van de prachtige bomen op dit oude landgoed. Maar er is een speciale plek waar ik naar toe wil. Want dit is de tijd van de bosanemoontjes, en die bloeien hier onder de bomen. Langs het pad, onder bomen die net beginnen uit te botten, bloeien ze als een zee van sterretjes in het groen. Het is een adembenemend gezicht …

Toen wij hier woonden, stond hier, midden tussen deze bosanemoontjes, een monument. Helaas is het vanwege vandalisme van deze plek weggehaald. Alleen de sokkel staat er nog. Maar ik herinner mij het monument nog heel goed. Het was een stenen vaas en herinnerde aan het overlijden van Juliana Louise Wilhelmina van Heeckeren, dochter van de toenmalige bewoners van het landgoed. Er stond op geschreven:

En memoire
de notre bien aimée
Julie décédée à l‘age de
19 ans en 1848
elle fût pour nous
un ange sur la terre

(in herinnering aan onze zeer geliefde Julie
overleden op de leeftijd van 19 jaar in 1848
zij was voor ons een engel op aarde)

Het raakt je: het verdriet om de dood van deze jonge vrouw, dit kind wat voor haar ouders een engel op aarde was. Je voelt het verdriet, en je voelt je met deze ouders verbonden, zo ver terug in de tijd. Hoe anders de tijd toen ook was, dit soort dingen zijn hetzelfde gebleven. Er is niets wanhopigers dan wanneer je kind sterft. Hoe goed herinner ik mij het verdriet van mijn oma over haar gestorven kind. Ik was puber en zat met mijn oma aan het ontbijt. Zij vertelde over haar kind en huilde …. Veertig jaar was het geleden, maar het verdriet dat bleef.

De witte bosanemoontjes, zouden die destijds hier ook al gestaan hebben? Het geeft deze plek een groot gevoel van vrede. Het is troostend, al die witte sterretjes. Het is een teken van hoop: dat uit die koude levenloze winter een nieuw begin groeit. Ik hoop dat de ouders van Julie op deze plek ook iets van troost en vrede hebben mogen ervaren, dat zij in die witte waas van bloemetjes iets van hun ‘engel’ ervaren mogen hebben.

Met moeite ruk ik mij los van deze “heilige” plek … klein wonder van leven in het nog kale bos. Af en toe kijken we nog achterom. Onder de bomen vloeien de vele bloemetjes ineen tot een zee van licht. Bemoedigd gaan wij het bos weer uit. Dank je wel, Julie … iets van jouw engel-zijn is nog voelbaar, tot op deze dag.

maandag 23 mei 2011

Wandkleden en nachtmerries

Afgelopen zomer heb ik besloten een nieuw begin te maken in mijn leven, een soort nieuwe fase in te gaan. De broeders van Taizé hebben mij het laatste zetje gegeven om gehoor te geven aan een verlangen dat al langer in mij leefde. En sinds de zomer neem ik  dus elke donderdag vrij van mijn werk als predikante en als huisvrouw om te werken aan andere dingen. Hoewel ik parttime werk, zijn mijn werk en mijn leven nogal met elkaar vervlochten, en dat is iets dat beide bevrucht. Maar mijn werk neemt mij soms wel wat veel in beslag, en dat is niet goed voor mij en niet voor mijn werk Eén dag in de week niet bezig zijn met het predikantschap moet kunnen en zo begin ik meteen de eerste donderdag na de vakantie.

Wat is het eerst moeilijk om je deze vrijheid te permitteren! De eerste paar weken is er op woensdagavond nog zoveel te doen dat ik dusdanig te laat in bed lig, dat de halve donderdag al om is als ik opsta. Zo moet het dus niet. Een andere keer moet ik nog even wat regelen en zit uiteindelijk de hele morgen achter mijn Pc te werken. Ook zijn er donderdagen dat ik zó moe ben dat ik stiekem eigenlijk helemaal niks doe en niet genoeg energie heb voor deze nieuwe uitdaging.

Maar er zijn ook donderdagen dat het heel inspirerend is om met andere dingen bezig te zijn. Mijn hoofdpijn gaat vanzelf over, ik voel me energiek en fit …. Moeilijk blijft het om niet bezig te gaan in mijn werkkamer en om niet te denken aan alle dingen die moeten. Toch heb ik op die donderdagen al heel veel gedaan en ik verheug me steeds op het vervolg.

Enkele weken geleden begon ik met een heel nieuwe serie wandkleden. Ik had hetzelfde ontwerp al eens in houtsnede uitgevoerd, maar was altijd van plan dat nog eens in textiel uit te voeren. Enthousiast ging ik naar de markt voor lapjes en ik ontwierp het eerste kleed. Lastig bij het werken met textiel is, dat je zo afhankelijk bent van de stof die je kunt vinden. De kleuren en patronen zijn heel bepalend voor hoe het kleed eruit gaat zien. Met verf kun je kleuren mengen en met fijnere of grovere kwasten werken, maar met lapjes ben je veel afhankelijker van wat er te krijgen is.

Paars is niet zomaar paars bijvoorbeeld: je hebt paars waar veel rood in zit, en paars waar veel blauw in zit, en die nuance maakt een wereld van verschil. Bedrukte stof met verschillende kleuren brengt levendigheid in een wandkleed. Maar veel stof is te regelmatig bedrukt, of er zit een voor mijn doel verkeerde kleur in verwerkt die net teveel opvalt. Zo speur ik op de markt en in de stoffenhal alle rollen met stof af. Uiteindelijk is het eerste kleed klaar en ben ik er tevreden over. Met het tweede ben ik ook al bezig. 


Afgelopen donderdag was ik zo druk met mijn lapjes, mijn kleed, mijn site en wat er verder nog moest gebeuren, dat ik niet aan mijn werk dacht en niet in de verleiding kwam daar iets aan te doen. Ik was er blij mee en was er trots op dat ik deze vrije donderdag nu eens niet hoefde te bevechten. Maar ….’s nachts werd ik meermalen wakker uit een nare droom. Het waren echt van die predikantendromen: je moet preken en je hebt je tekst vergeten, of je bent je toga kwijt of je loopt ineens op blote voeten … De volgende morgen werd ik met hoofdpijn wakker en bepaald niet uitgerust. De stress die ik dacht kwijt te zijn, was er dus niet overdag, maar ’s nachts uit gekomen! Het is duidelijk: ik ben nog niet volleerd. Het zal nog wel even duren tot ik echt ten vollen kan genieten van die ene “andere” dag.

vrijdag 20 mei 2011

Eén mens, een heel leven

In mijn vrije weekend las ik eindelijk weer eens een roman: ‘De verdronkene’ van Margriet de Moor. Het boek gaat over de watersnoodramp van 1953 in Zeeland, en dat interesseerde mij, omdat ik enige tijd geleden in Zeeland was, in het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk. De ramp is een nationaal begrip – je weet er wel van en je hebt er beelden bij. Maar in het museum gaat het je ineens raken als je de verhalen leest over één mens met een naam. als je die ene zoutpot ziet, die overgebleven is, of dat jasje en broekje, de enige herinnering aan een verdronken kind. Als je leest hoe iemand haar kind zag verdrinken en niets kon doen, of over dat kind dat geboren werd in het donker van die stormnacht en de volgende morgen in het ongenadige water verdronk. Naamloos …

Indrukwekkend is de presentatie die gemaakt is waarbij de honderden namen van de omgekomenen stuk voor stuk in een doorgaande rij geprojecteerd worden en er verhalen klinken over deze ene mens, deze moeder of vader, opa, oom of tante. Zo komen deze namen tot leven, worden het mensen van vlees en bloed.

Het boek ‘De verdronkene’ vertelt het verhaal van één jonge vrouw. Het verhaalt wat zij beleeft in die nacht in al die kleine schrijnende details… waarbij je het ongenadig voor je ziet en meebeleeft. Daarnaast vertelt het het verhaal van haar zus en familie: een drama, samengebald in het leven van enkele mensen.

Wanneer er ergens honderden doden gevallen zijn, is dat erg. Maar wanneer zelfs maar één enkele daarvan een naam en een gezicht krijgt, dan is het verschrikkelijk. Want we kunnen ons het leed van honderden mensen niet voorstellen, maar van één mens wel ….. want die ene mens is mens als wij. Zo is het met ieder drama, tot op deze dag. Grote koppen met aantallen doden zeggen niet zoveel als die ene foto van dat gestorven kind en de wanhopige ouders ….

Zo is het ook met de ramp in Japan. De beelden zijn zo onwerkelijk, de aantallen getroffen mensen zo astronomisch, dat het niet te bevatten is. Maar als er een foto in de krant staat van een vrouw die alleen tussen het puin staat .. van wat eens haar huis was, en waar haar dierbaren zijn achtergebleven en die zij nooit weer gezien heeft … dan raakt het je. Even, één moment, ben je heel dichtbij deze vrouw, als je de wanhoop in haar gezicht ziet, de wanhoop in haar houding. En pas dan ervaar je even iets van wat deze ramp voor mensen betekent.

Voor mij heeft geloven veel te maken met het je inleven in anderen. Bidden is voor mij een oefening daarin. Bidden is zo geen manier om, als met een afstandsbediening, problemen op te lossen, maar is een manier  om verdriet en pijn in deze wereld serieus te nemen. Albert Einstein heeft het zo gezegd:

Bidden verandert niet de wereld, maar bidden verandert de mens. En de mens verandert de wereld.

Broeder Aloïs van Taizé schrijft in zijn ‘”brief uit Chili”  over Alberto Hurtado, een Chileense priester die in zijn leven arme mensen in noodsituaties hielp. Broeder Aloïs citeert hem: 

“Het eerste wat wij moeten doen, is hen liefhebben...
hen zó liefhebben dat wij hun lijden niet meer kunnen verdragen... 
Mijn opdracht kan zich niet beperken 
tot het spreken van mooie, troostvolle woorden, 
terwijl ik hun ellende verder laat voortbestaan 
en zelf rustig mijn brood eet en niets tekort kom. 
Hun lijden moet mij pijn doen… 
Als wij hen liefhebben, weten we wat ons te doen staat.” 

Geloven is je verplaatsen in anderen – en dan weet je wat je te doen staat!

maandag 16 mei 2011

Vrijheid


Er zijn tien-minuten gesprekken op de school van onze dochter. Maar ik heb geen auto bij huis. Ik kijk naar de dienstregeling van de bus, maar er gaat ’s avonds maar één bus per uur en het komt natuurlijk net beroerd uit. Dan ineens krijg ik een heldere gedachte: ik ga met de fiets! Dat ik daar niet eerder aan gedacht heb …. Het is 14 km fietsen, en nog eens terug. Dat spaart een avond sportschool uit!

Ik heb geluk: het is prachtig weer, een warme voorjaarsavond. Het is opvallend hoe anders deze weg is, nu ik hem fiets. Ik zie vanalles waar ik anders aan voorbij rijd. Op de terugweg rijd ik deels door het bos – het is prachtig met al het ontluikende groen en de bloeiende krentenboompjes. Het is even spannend of ik de route weer vinden kan. Ik rijd op mijn gevoel, met de zon als richtingaanwijzer: de zon is in het Westen, en ik moet naar het Zuiden.

Ineens ligt er een bloemstuk vlak naast de weg. Ik stap af: een monument; dat heb ik nog nooit eerder gezien.
In de nacht van 17 op 18 april sneuvelden hier in deze omgeving voor de bevolking van Putten
Cl Pewtress
J Wakula
JB Wallace en
FL Waters
van de 5e Canadese tankdivisie.
Hun offer verplicht ons met de vrijheid zorgvuldig om te gaan.

Het kostbare van vrijheid: daar word je ineens met je neus op gedrukt. Wij krijgen gratis en voor niets, en misschien dat we er daarom de waarde van soms nauwelijks lijken te beseffen. Maar het was feitelijk niet voor niets: er is een hoge prijs voor betaald. Want ergens in het verre Canada zijn mensen, voor wie deze vier namen dierbaar waren. Kinderen die zeggen: ‘My father died in Holland”. Die ene steen herinnert aan groot verdriet en aan hoe kwetsbaar en kostbaar onze vrijheid is.

In de Arabische landen verlangen mensen naar vrijheid en vechten ze ervoor. Onverschrokken gaan ze de straat op om te protesteren, terwijl ze weten hoe gevaarlijk dat is. Tegelijkertijd zijn er bij ons verkiezingen, met een lage opkomst. Het is onbegrijpelijk voor de mensen dáár, dat wij die alle vrijheid hebben, niet lijken te weten wat vrijheid betekent. Vrij zijn is niet passief, maar actief. Wie vrij is,  gaat niet achterover leunen, maar komt overeind. Vrijheid is een niet zozeer alleen een geschenk, als vooral ook een opdracht. Er is nog zoveel onrecht en onvrijheid: dichtbij en ver weg. Wij hebben de vrijheid om daar iets aan te doen.

Iets verderop zie ik twee reeën in het veld. Ze staan rustig te grazen, hoewel er op de weg vlakbij enorme vrachtwagens voorbij denderen. Op het moment dat ik rem omdat ik rustig naar ze wil kijken, schrikken ze. Het geluid van mijn piepende remmen laat ze wegspringen, de bosrand weer in.

Het is bijzonder hoe dit tien-minutengesprek op school, doordat ik ging fietsen, mij zoveel heeft gegeven aan ervaringen en gedachten. Misschien moeten we meer van onze vrijheid gebruik maken om uit onze auto te stappen en de wereld eens anders te ervaren …



donderdag 12 mei 2011

Zingen

Alles wat ik zeker weet, dat zing ik, zei Claudia de Breij in haar voorstelling ‘Hete vrede’. En ze zong over de liefde. Als het andere is tijdelijk – alles verandert in deze tijd razendsnel. Maar de liefde, die blijft. De liefde is eeuwig, is onveranderlijk … van alle tijden. Het doet mij denken aan dat beroemde bijbelse loflied op de liefde (I Korinthiërs 13: 1-13)

Al sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen – had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schelle cimbaal. De liefde zal nooit vergaan.

Zingen is voor mij iets wezenlijks. Sommige dingen kun je niet zeggen, wél zingen. Al  zingend stijg je uit boven jezelf en de gebrokenheid van het leven uit. Daarom gaan zingen en geloven hand in hand. Huub Oosterhuis zegt het zo:

Aanstekelijk zingen: ontvonken aan elkaar.
Dat wil ik zien en beleven.
Oefeningen in fantasie, ontroering.
Aldoende groter worden dan je bent.
Ik geloof in gelovige liedjes,
die zeggen wat alleen te zingen is
die weten wat niet te weten is
onverdedigbaar,
zoals alleen een liedje is.

Vaak zeggen mensen: geloven is geloof, omdat het niet zeker weten is. Maar ik denk juist, dat geloven vaak juist wel een zeker weten is, maar dan in de zin van ‘vertrouwen’, op de manier van het zeker weten van de Breij.

Eén liedje raakte mij in het bijzonder: ‘Jouw liedje’ over de geboorte van een kind. Het gevoel van zo’n pasgeboren kind op je borst, dat vergeet je nooit.

Mijn hart sloeg even over,
toen dat van jou begon.
Ik kon het niet geloven,
niet geloven dat het kon.
Als er nu een wedstrijd was,
een wedstrijd tussen mij, en de zon,
wie het hardste stralen kon,
dan denk ik dat ik won.

Ik kreeg je in mijn armen.
Ik hield je heel goed vast.
Ik hield je lekker warm,
je was nog in je blote bast.
Jij moest heel hard huilen,
en ik deed heel zachtjes mee.
Ik was zo blij,
met je lijfje op mijn lijf
en je hart op dat van mij.

Want als jij je hartslag voelt,
dan voel je die van mijn mij,
dan ben ik weer dichtbij,
ik ben altijd dichtbij.

Wanneer ik de maandag daarna een avond voor doopouders moet leiden, neem ik de cd van de voorstelling mee, en draai dit lied als opening. Dat gevoel van nabijheid is iets kostbaars, dat niet alleen in de kraamtijd, maar vele jaren ervaarbaar is.  Het kan in sommige fases, zoals in de puberteit, een herinnering zijn die je kracht geeft om die fase door te komen. En zelfs nu mijn kinderen groot zijn en meer en meer hun eigen weg gaan, ervaar ik die nabijheid. Misschien niet lichamelijk, maar wel als verbondenheid met elkaar. De verbondenheid blijft, hoe dan ook. Ik ben altijd dichtbij.

Zo herinner ik mij een gesprek met mijn oud-tante, met wie ik na het overlijden van mijn oma een bijzondere band kreeg. Zij was, net als mijn oma, heel open en wij praatten over alle mogelijke onderwerpen. Die gesprekken hebben mij veel gegeven en hebben mij in mijn jaren van jong-volwassen zijn gevormd. Zij leerde mij dat moeder-zijn voor altijd is. Op haar hoge leeftijd voelde zij nog steeds dat dichtbij-zijn heel intens. Het was een openbaring voor mij. Ik was als jong-volwassene mij juist los aan het maken van mijn ouders – maar besefte ineens dat die verbondenheid dieper gaat. Moeder word je niet voor even. Dat is mooi en soms moeilijk tegelijk. Maar het is in elk geval iets om van te zingen.


maandag 9 mei 2011

Hete vrede

Een paar weken geleden was ik bij ‘Hete vrede’ van Claudia de Breij. Ik ben niet zo’n cabaret-fan omdat ik niets heb met grappen over sex en niet houd van humor ten koste van anderen. Maar mijn oudste dochter heeft mij meegesleept.

De Schouwburg zat stampvol – en op het podium die éne vrouw. Alleen dat is al bijzonder: dat je met zo weinig middelen helemaal alleen een avond lang een zaal kan boeien. (Wat ik schrijf klopt natuurlijk niet helemaal: zonder muzikanten en technici gaat het natuurlijk niet – maar de Breij is de enige die het woord voert. Alles uit het hoofd, als vanzelf …)

Natuurlijk zit er in deze voorstelling ook sex. Maar er zit héél veel méér in .. en dat gaat mij meer en meer boeien. De hamvraag blijkt: waren wij goed of fout tijdens de hete vrede? Ineens snap ik de titel: geen koude oorlog, maar een opgewarmde aarde.

Bijzonder is dat er niet afgegeven wordt op politici en zo, maar dat de centrale vraag bij óns komt te liggen. Wat doen wij? Wat kunnen wij over 50 jaar aan ons kleinkind vertellen? Er is een spreuk die zegt:        

De toekomst is niet wat er gaat gebeuren, maar de toekomst is wat wij zullen doen.

Dat je een dergelijk zwaar onderwerp zó neer kunt zetten is knap. De Breij wil met haar vraag voor over 50 jaar dat we kritisch kijken naar wat om ons heen gebeurt. Als je er middenin zit, is daar enige hulp bij nodig. en die vraag: ‘wat vertel jij je kleinkind’ is daar een heel duidelijk hulpmiddel voor.

Er is – zie ik ineens- een zekere overeenkomst tussen cabaret en mijn werk – preken houden- in die zin dat je mensen aan het denken zet, dat je ze uitnodigt anders naar de dingen te kijken.  En dat kan juist ook met verhalen. Zo besluit De Breij  met een betekenisvol sprookje over 16 miljoen mensen die allemaal hun eigen koninkrijkje nastreven.

Mijn dochter heeft gelijk: dit cabaret past bij mij. En dat de Breij met deze boodschap zoveel mensen bereikt, dat is wat de wereld nodig heeft. De Breij heeft iets te vertellen aan haar kleinkinderen! Nu ik nog!

Als het verleden niets betekent voor het heden,
wat betekent het heden dan voor de toekomst?

uit: Hete vrede, cabaret van Claudia de Breij