vrijdag 27 april 2012

Geef ons wijsheid, geef ons moed


Mijn eerste retraitedag begon met het aansteken van een kaars in de kerk. En nu, nu de zon ondergaat, ben ik er weer. Om half 7 is er een avondgebed met veel stilte. We zijn met drie vrouwen en we zitten rond de paaskaars. Ieder mogen we een kaars aansteken en dan zijn we een hele poos stil. Als de klok zeven slaat, leest de predikante een stukje uit een dagboek van Henri Nouwen over een plek van stilte vinden in jezelf.


Samen praten we hier over door. Het is moeilijk om de stilte te vinden in onze wereld vol haast en lawaai. Maar deze plek, deze kerk waar het stil en rustig is en de tijd lijkt stil te staan, helpt. En dat je samen bent, helpt ook. Want als je alleen bent, word je al gauw weer afgeleid en geef je toe aan je onrust en ga je aan het werk. Maar hier ben ik samen met anderen en zij helpen mij om vol te houden.

Driestemmig zingen wij een canon:

Schweige und höre, neige deines Herzens Ohr, suche den Frieden.
Wees stil en luister met het oor van je hart en zoek vrede.

Onze stemmen zijn helder en worden opgetild, de hoogte in. Drie vreemden zijn we – en toch ook niet, want we delen iets. Alledrie kiezen we een lied uit. Soms kunnen we het meerstemmig, zoals ‘Ubi caritas’ uit Taizé. ‘Waar twee of drie in mijn Naam verzameld zijn, ben ik in hun midden’; dat ervaren we vanavond. Alledrie voelen we ons bemoedigd door dit korte bijzondere  moment van verbondenheid.

In de grote kerk van Winterthur staat er ook een kring van stoelen rond de paaskaars...

Als ik weer buiten kom, is het helemaal donker. Er zijn sterren verschenen aan de donkere hemel. Wat zou ik graag in onze kerk ook zoiets doen. Dat is iets om over na te denken. En terwijl ik naar mijn kamer loop, zingt een van de liederen in mij door: Gib uns Weisheit, gib uns Mut ….

Geef ons wijsheid, geef ons moed,
voor de angsten, voor de zorgen,
voor het leven vandaag en morgen
om voor de waarheid in te staan
en de nood om ons heen te zien
voor de tijd waarin we leven
voor de liefde die we geven
voor de vele kleine stappen
God blijf Gij Heer in ons midden,
Geef ons wijsheid, geef ons moed.

(Irmgard Spiecker, liedboek Evangelische Kirche gezang 835)
voor het lied: Schweige und höre, luister naar: Schweige und höre


donderdag 19 april 2012

Overal ruist het smeltwater

 Mijn eerste dagen in Zwitserland worden ‘retraitedagen’. Ik ben in het Emmental bij een bed & breakfast-adres en na een heerlijk ontbijt pak ik mijn rugzakje. Lopen is een goede manier om innerlijk tot rust te komen. De beweging, de buitenlucht en de natuur doen hun werk. Ik neem een boek mee, een schrijfblok, brood, kaas en water.
interieur Evangelische Kirche Langnau CH

Mijn eerste gang is naar de kerk. Overdag is de deur altijd open. Binnen staat een prachtig voorjaarsbloemstuk en er ligt een uitnodiging om een kaarsje aan te steken. Ik zit een poosje bij mijn kaarsje en lees het gebed dat erbij ligt.

Wanneer wij nu deze kaars aansteken
steek dan ook in ons het licht aan, dat de wereld verlichten kan.
Behoed ons licht wanneer het flakkert zodat het niet uitdooft.
Zegen het, zodat het groter wordt, en maak het sterk en krachtig.

Met dit lichtgebed begint deze dag. Dan doe ik mijn rugzak op en ga op weg. Eerst flink omhoog, zodat ik even later het hele dorp van bovenaf zie liggen. Heel stil is het hier. Zo stil, dat je allerlei geluiden die je anders niet opmerkt, hoort. De sneeuw die er nog ligt is bezig te smelten. Overal ruist het smeltwater. Dit is het geluid van het voorjaar, van het nieuwe begin. Het herinnert mij aan een mooi gedicht van Ida Gerhardt:

Smeltwater uit de bergen, raak mij aan:
de sterren kenteren en de nieuwe maan
voorzegt de lente. Winterlang verstoken
van u, smeltwater aan de sneeuw ontloken,
wacht ik u, om in bloemen op te staan.

boerderij in het Emmental

Naast het ruisen van het smeltwater zijn er de vogels die onafgebroken fluiten. Ik hoor het kloppen van een specht, een geitje dat blaat en kakelende kippen. Ik loop langs oude boerderijen, karakteristiek voor deze streek. Ze hebben brede dakranden, die ver oversteken. Onder deze dakrand droogt de was, zijn balkons en staat beneden een tafel met stoelen te wachten op mooi weer om buiten te eten. Vandaag wil de zon niet echt doorbreken, maar ik zie sneeuwklokjes en bosannemoontjes die de winter een halt toeroepen.

boerderij in het Emmental

Later loop ik beneden in het dal, langs de rivier de Emme. Heerlijk is het geluid van zo’n ruisende rivier. Ik zit een poosje aan de oever bij een stenenstrandje. Die stenen hebben zoveel verschillende kleuren: rood, groen, grijs, bruin en wit …..Vele zijn rond geslepen: in de eindeloze stroom van het water en aan elkaar. Sommigen hebben een bijzondere tekening gekregen: witte strepen die een bijzonder patroon vormen. Het is net kunst.

Geen enkele steen is precies gelijk aan een andere. Stenen zijn net mensen: ieder heeft zijn of haar eigen vorm en kleur en samen vormen ze een bonte variatie waar je niet op uitgekeken raakt. En ook mensen kunnen glad en zacht worden als ze zich in de stroom van het leven laten slijpen aan anderen.

stenen in de bedding van de Emme

Ik kan het niet laten enkele stenen mee te nemen. In mijn huis en tuin liggen stenen van al mijn wandelingen. Nog herinner ik mij hoe ik als kind op de laatste vakantiedag moest kiezen welke stenen mee naar huis mochten. En dat waren er maar weinig, want ik moest ze in mijn rugzak dragen, met al mijn bagage. Veel stenen roepen direct herinneringen op. Het zijn kleine wonderen uit onze wonderlijk mooie wereld en herinneringen aan dagen van geluk.

Ook dit is zo’n dag. Vandaag is de tijd mijn vriend. Op een bankje met een tafeltje aan de oever van de rivier schrijf ik dit weblog. Wat krijg ik veel, deze lange dag. Waarom zie ik mijn vriend, de tijd, toch zo vaak als vijand? Dat heeft hij niet verdiend ……

vrijdag 13 april 2012

Langs de stroom van de Rijn

Het gaat tegenwoordig wel eens over mensen met een dubbele nationaliteit. Zelf ben ik ook zo iemand. Mijn vader is Zwitser, mijn moeder Nederlandse, en ik ben allebei. Ik woon in Nederland en voel me Nederlandse – maar ik voel me óók Zwitser. Af en toe overvalt mij de heimwee naar Zwitsers brood, naar de rivier de Aare, naar Zwitsers dialect, naar de bergen. De laatste jaren geef ik daar elk jaar aan toe, en ga ik in mijn eentje familie opzoeken en genieten van het vele bekende wat ik in Nederland mis.

Zo zit ik dan na heel drukke weken met vooruitwerken en Pasen voorbereiden in de internationale trein. Ik rijd een alternatieve route, langs de Rijn, die ik mij herinner uit mijn jeugd. Op de heuvels staan kastelen, soms tot ruïnes vergaan. Ook aan de heel oude kerken en stukken stadsmuur besef je de geschiedenis. Op de hellingen wijngaarden, sommige voorzichtig groen. Af en toe staat er een boompje wit te bloeien en langs de rails zie ik wilgenkatjes.

Op de stations stappen mensen in en uit. Mensen nemen afscheid of staan vol verwachting te wachten op het perron: “zie jij oma al?” Het is mooi om te zien, die verbondenheid tussen mensen: de stralende lach waarmee mensen elkaar begroeten, kinderen die gaan rennen omdat ze hun oma of vader zien uitstappen, mensen die uitbundig staan te zwaaien op het perron. Op reis gaan of ergens aankomen zijn van die overgangsmomenten, en uitgezwaaid of opgehaald worden zijn mooie rituelen om deze momenten te markeren.


 De Rijn met de Loreley, foto van Wikipedia

Steeds rijdt de trein weer verder, en daarnaast varen de boten op de Rijn die onafgebroken stroomt. De hele dag rijden we door stadjes en dorpen. Hun namen zijn ingemetseld in de oever van de Rijn, zodat voor wie langs vaart of rijdt al deze plaatsen een naam krijgen. Het is vreemd om te beseffen dat al deze voor mij volledig onbekende plaatsen voor anderen ‘thuis’ zijn: hun geboorteplaats, de plaats waar hun werk is, hun familie of hun huis.

Ik zie grote bedrijven met eindeloze parkeerplaatsen vol auto’s. Ik zie gigantische fabriekshallen met grote namen, vlaggen en slogans. Maar ik zie ook daken vol met zonnepanelen en ergens in grote letters: ‘love vegan’. Ik zie hoe oude sporen overwoekerd worden door braambossen en vlinderstruiken. Wat moet dat prachtig zijn in de bloeitijd. Hier neemt de natuur terug wat van haar afgenomen is.

Zo trekt er een hele wereld aan mij voorbij. En ik, die de afgelopen dagen zo moest hollen en draven – ik zit stil en ik kijk. Niets moet, niets hoeft: wat een verademing. Ineens besef ik: ik ben thuis als het ware in gevecht met de tijd. Maar dat gevecht ga ik verliezen. Want de tijd blijft en ik niet. Ik maakte de tijd tot mijn vijand. Ik moet zien dat ik hem tot mijn vriend maak.

Bij elke stad waar we stoppen bedankt de conductrice in allerlei talen en ze besluit in het Engels met: ‘take care, good bye’. Het is een aardige wens, “take care”, en met die wens stap ik uit in mijn tweede vaderland.

vrijdag 6 april 2012

Tijdloze vreugde en verdriet

Al sinds ‘mensenheugenis’ krijg ik van mijn ouders een museumjaarkaart. Het is een ‘gouden’ cadeau, omdat het toegang geeft tot de meest uiteenlopende werelden. Musea zijn voor mij een soort oases – van schoonheid, van verwondering, van inspiratie. Een museum is voor mij bij uitstek een plek om nieuwe ervaringen op te doen, dingen te leren en nieuwe gedachten te krijgen. Er is zoveel moois te zien en interessants te leren op deze wereld. Ik denk wel eens dat ik aan zeven levens nog niet genoeg zou hebben. Gelukkig kan ik af en toe tijd nemen voor een inspiratiedag.

Vandaag ga ik naar een expositie over de Etrusken, een volk dat leefde van de negende tot de eerste eeuw voor Chr., in wat nu Toscane in Italië is. Het is een dubbeltentoonstelling waarbij in Amsterdam de mannen centraal staan, en in Leiden de vrouwen. Ik heb niet zoveel met macht en strijd en kies voor Leiden, waar ik als museumjaarkaarthouder een lezing aangeboden krijg. Het is interessant om te horen hoe een dergelijke expositie ontstaat en groeit. En de lezing bepaalt me er meteen bij dat alle voorwerpen die we gaan zien afkomstig zijn van de aristocratie, van de rijken en machtigen. Gouden en barnstenen sieraden, spiegels, parfumflesjes, zilveren servies: allemaal bezittingen van de ‘lucky few’. Het is onrechtvaardig dat de rijken herinnerd worden en de armen vergeten. Je beseft dat de rijken niet alleen meer aandacht kregen bij hun leven, maar óók na hun dood. Het is hetzelfde bij praalgraven van beroemdheden – terwijl de armen nooit een steen hebben gekregen en hun graf al lang geruimd is.

broche van filigrain, 5e eeuw voor Christus
In de vitrines liggen bijzondere sieraden: een ronde gouden broche met een robijn, een gouden fibula (speld) met een vogeltje, een armband van filigrain. Ik herken de vreugde om zulke mooie dingen; ik ben even ‘ijdel’ als de vrouw die deze sieraden gedragen heeft – en zo voel ik me met haar verbonden, dwars door vele eeuwen heen.

Bijzonder is dat in de Etruskische maatschappij mannen en vrouwen gelijkwaardig waren. Vrouwen waren voor die tijd uitzonderlijk onafhankelijk: zij konden hun eigen naam houden en doorgeven, hadden eigen bezit, eigen werk en veel vrijheid. Terwijl Griekse vrouwen thuis moesten blijven en niet aan het openbare leven deel mochten nemen, was dat bij de Etrusken anders. Zo zien we een mooi beeld van een echtpaar in gelijkwaardige positie met elkaar aan tafel. Griekse geschiedschrijvers vonden dat maar vreemd en schreven vol kritiek over verwilderde zeden en losbandigheid. Maar hier zie je geen bandeloze schaamteloze vrouw van lichte zeden, maar een respectvolle en liefdevolle relatie. Dan besef je dat we vaak verkeerd oordelen, omdat we gevangen zijn in onze eigen gewoonten en onze eigen beperkte horizon.

Etruskisch beeldje, 3e-2e eeuw voor Chr

In een vitrine staat een beeldje van een zogende moeder. Ook dit verbindt mij met deze Etruskische vrouwen. Ernaast staat een as-kistje van een kind. Op de zijkant zijn mensen afgebeeld. Het blijkt het afscheid van het kind voor de deur van het hiernamaals uit te beelden. De moeder of vader legt een hand op het hoofdje van het kind. Het ontroert me: dit gebaar van liefde en van zegening ... in het aangezicht van de dood. Het gaat mij door merg en been – als moeder. Uit de verhalen van mijn oma, van gemeenteleden, en uit boeken die ik heb gelezen, kan ik mij voorstellen hoe vreselijk ingrijpend en moeilijk dat is, om je kind te verliezen. Dat was voor die Etruskische moeder van toen niet anders dan voor een moeder van nu.

Deze heel oude voorwerpen uit lang vervlogen tijden, vertolken de basis-emoties van mensen van alle plaatsen en tijden: de vreugde om schoonheid, de liefde tussen mensen en het verdriet om het verlies van een kind. De Etrusken van toen en ik: het is een wereld van verschil, en tegelijkertijd verschillen we in die essentiële menselijke dingen nauwelijks van elkaar. Als we die geschiedenisles nu eens op deze tijd zouden toepassen en in alle onbekenden (met burka, hoofdoek, dreadlocks of wat dan ook) een moeder en vrouw als wijzelf zouden zien?