donderdag 28 februari 2013

kwetsbaar en kostbaar


Een tijdje geleden was ik met een vriend mee naar het ziekenhuis. Er moest een onderzoek gedaan worden, en dat kon verstrekkende gevolgen hebben. Het gaat in ziekenhuizen soms om leven of dood. Vele mensen zaten te wachten en allemaal hadden ze iemand meegenomen: een partner, een zus, een zoon of vriendin. Je zit daar allemaal in hetzelfde schuitje: in spanning en onzekerheid. Hoewel je vreemden voor elkaar bent en elkaar nog nooit gezien hebt, verbindt het je.

Allemaal moesten we lang wachten. Allemaal wisten we niet wat de uitslag zou zijn. Sommigen konden opgelucht naar huis, anderen gingen bedrukt. Toen er even paniek was op de gang en er van alle kanten rennende verplegers aan kwamen, schrokken we. Maar we werden gerustgesteld: ‘hij komt er zo aan, hij is net na mij teruggekomen’, zei iemand die naar huis toe kon.

Je beseft in zo’n ziekenhuis, meer dan in het leven van alledag, hoe kwetsbaar een mens is. Je realiseert je dat het ieder mens kan raken: ziekte en pijn, of zelfs de dood. Natuurlijk worden er in een ziekenhuis ook mensen beter en worden er kinderen geboren. Zo  ben ik twee keer het ziekenhuis uit gekomen: met nieuw leven in mijn armen. Maar ook juist daar  besefte ik dat het niet vanzelfsprekend was. Zelfs in de weken voordat ik moeder was leerde ik al dat het hebben een kind soms betekent: in zorg zitten,  in onzekerheid. Je vergeet dat nooit, die angst en ongerustheid, de mogelijkheid dat er iets onomkeerbaars fout is gegaan. Wij hebben geluk gehad, veel geluk. Maar het heeft mij geleerd dat nieuw leven niet vanzelf spreekt, dat het heel kwetsbaar is.

Dat geldt voor elk leven: hoe gewoon en vanzelfsprekend het in het dagelijkse doen ook is. Je kunt er niet aldoor bij stil staan, dat het leven kwetsbaar is. Dan zou je geen leven hebben. Aan de andere kant helpt het soms ook: het besef van de kwetsbaarheid. Want daardoor besef je ook heel sterk hoe kostbaar het leven is.

wand van het stiltecentrum

Terwijl wij wachten tot het onderzoek klaar is, ga ik op zoek naar een wc. Ineens wordt mijn blik getrokken naar een wand met woorden: chaos, bezinnen, stilzitten, aandacht ... De woorden trekken mijn aandacht en ik loop ernaartoe. Achter deze woorden blijkt een stiltecentrum verborgen te zijn. Er staat een gedenkboom, waar kort tevoren overledenen herdacht zijn. Er zijn stoelen waarin je gedichten kunt luisteren. Er is een boek waarin je iets kunt schrijven en een plek waar je een kaars aan kunt steken.

gedachteniskaart bij de gedenkboom

Te midden van alle hectiek van het ziekenhuis is het hier stil.  Hier kun je even stil zijn, aandacht geven aan wat je bezig houdt. Er is ruimte voor hoop maar ook ruimte voor verdriet en pijn. Dat zijn immers de twee uitersten van het leven, en juist die beide dingen komen hier in een ziekenhuis zo samen.

In het boek heeft een moeder, die haar kind verloor, geschreven:
Is er iemand die je  hand pakt,
slaap je met een liedje in?

Het beneemt me even de adem. Ook ik ben moeder, en dit raakt mij diep. Wat komen mensen soms in verschrikkelijk moeilijke omstandigheden terecht, omstandigheden die het hele leven blijvend veranderen. Even voel ik mij intens met deze moeder verbonden. Ik bid haar in gedachten kracht toe.

Dan ga ik weer terug naar mijn wachtkamer. Stilaan gaat ieder naar huis. Wij zitten als laatsten te wachten. Dan komt het verlossende nieuws: we hoeven ons geen zorgen te maken. Een stuk lichter dan we kwamen gaan we terug naar huis. Maar tegelijkertijd gaan we in het besef dat sommigen ánders naar huis gaan. En zo maakt dit ziekenhuisbezoek ons bewust van de kwetsbaarheid én kostbaarheid van het leven.

donderdag 21 februari 2013

Een nieuwe blik


Omdat onze dochter overweegt om als ZZP’er aan de slag te gaan, reizen we naar Amersfoort voor een workshop van de Kamer van Koophandel voor startende ondernemers. Ik heb mij ook ingeschreven: deels om met haar mee te denken, maar ook met in mijn achterhoofd dat het ook voor mijzelf nooit kwaad kan om allerlei nieuwe mogelijkheden te overwegen.

We moeten op een bedrijventerrein zijn en in een gebouw wat ‘Ondernemersplaza’ heet. In een zaal zijn 12 startende ondernemers bij elkaar. Sommigen zijn al begonnen en anderen overwegen als ZZP’er te starten. Deels zijn het heel jonge mensen, anderen zijn ouder. Allemaal zijn ze enthousiast over hun vak: fotograaf, bouwvakker, grafisch ontwerper, tekstschrijver, adviseur ...

Het is een uitermate boeiende middag, waarin veel te leren valt. Allerlei aspecten van het beginnen van een eigen bedrijf komen aan de orde, zoals de financiële kant. Maar daarnaast leren we nadenken over wat we te bieden hebben en hoe we onszelf in de markt kunnen zetten. Voor een theoloog is dit geen dagelijkse kost. Sterker nog: voor een theoloog is reclame maken bijna iets verdachts. Reclame die mensen het gevoel geeft dat ze niet zonder een bepaald product kunnen leven en die inspelen op bepaalde verlangens van mensen zijn niet altijd even ‘fair’. Aan de andere kant: als je wat te bieden hebt, moeten mensen dat ook weten.

Een van de belangrijkste vragen voor een startend ondernemer is dan ook: wat wil ik bereiken. Dan is de essentiële vraag: wat levert het die ander op? Hoe kun je dat kort en bondig uitleggen, zonder ellenlange  betogen en een stortvloed aan woorden? In vaktermen heet het de ‘elevator-pitch’, oftewel: de kunst om je idee wervend uiteen te kunnen zetten in de tijd waarin de lift van beneden naar de bovenste verdieping gaat.

In mijn vak gebruiken we vaak erg veel woorden. Het is ook niet altijd duidelijk wat het eigenlijk oplevert. Nu weet ik wel dat niet alles direct resultaat heeft. Sommige dingen hebben tijd nodig om te groeien. Maar nu kerk en geloof niet meer vanzelfsprekend zijn, is niet meer iedereen duidelijk wat geloof te bieden heeft. Als wij dat niet vlot uit kunnen leggen, is onze gesprekspartner de lift al weer uit voordat wij ‘to the point’ zijn gekomen.

brochure en hand-out van de presentatie

Daar in die zaal van de Kamer van Koophandel zit ik in een heel andere situatie dan normaal. Er wordt een andere taal gesproken en er wordt op een andere manier naar dingen gekeken. Een nieuwe wereld gaat voor mij open. Het is verfrissend, zo’n heel ander gezelschap en zo’n heel andere insteek. De dingen die hier besproken worden hebben ook relevantie in mijn gewone leven en in mijn werk. De vraag naar wat jouw inspanningen opleveren is een belangrijke vraag. Het betekent dat je inzet een doel krijgt en als het een doel heeft, krijgt het meer richting.
Een doel zonder een plan is slechts een wens.
Antoine de Saint Exupéry

In al ons bezig zijn is het goed om kort en bondig te kunnen formuleren wat we willen bereiken en wat we te bieden hebben. Daar is allereerst zelfkennis voor nodig én daarbij moet je je inleven in wat een ander nodig heeft.

Onze dochter gaat na deze dag hard aan de slag om een eigen tekstbureau op te zetten. En ik kijk weer met een nieuwe blik naar mijn eigen werk en leven. Het is goed om eens een heel andere ervaring op te doen. Vaak zitten we gevangen in alles wat we kennen en dat beperkt onze horizon. De Dalai Lama zegt:
Ga één keer per jaar ergens heen waar je nog nooit bent geweest.
Dan kijk je weer met andere ogen naar de dagelijkse dingen, en zul je daar nieuwe dingen zien!



donderdag 14 februari 2013

Er was eens ..............


Afgelopen week waren er de nationale voorleesdagen. Meester Jelle van een van de scholen hier in het dorp mailde mij of ik misschien zou willen voorlezen in de klas? En zo komt het dat ik op mijn fiets stap met mijn lievelingsprentenboek in de fietstas: Varenka, geschreven en getekend door Bernadette. Het is toepasselijk in deze winterse periode met sneeuw.


Voor ik begin met voorlezen vraagt de meester mij of ik thuis wel eens voorlees en of ik het belangrijk vind. Natuurlijk is het belangrijk, maar het is wat mij betreft vooral leuk. Want bij voorlezen lees je een boek samen tegelijkertijd … en niet zoals anders ná elkaar. Als de één het boek dan aan het lezen is, is het bij de ander al wat weggezakt. Door elkaar voor te lezen, beleef je de emoties, de spanning en het plezier op het zelfde moment en samen.

Wij hebben thuis een lange voorleestraditie. Mijn opa las mijn oma voor terwijl zij de sokken stopte. Toen Siebe en ik elkaar leerden kennen, wilde ik Fries leren. En zo namen wij die oude familietraditie over en ging Siebe mij voorlezen in zijn moedertaal. We lazen eerst een Fries stripboek “Asterix en Obelix”, dan had ik steun aan de plaatjes. Toen kwam de bijbel (ik wist vaak al zo’n beetje waar het over zou gaan) en daarna romans van Friese schrijvers. Ook ontdekten we dat voorlezen heerlijk was op lange autoritten. Zo lazen we rijdend naar Frankrijk of Zwitserland dikke romans. Het boek ‘Davita’s harp’ van Chaim Potok bijvoorbeeld, dat ons beiden zo raakte dat wij ons huis ernaar noemden en het geluid van de deurharp ook in ons huis te horen is. Samen lazen we ook de hele serie boeken van Laura Ingalls over het kleine huis, waarbij zij haar jeugd beschrijft als dochter van een pioniersfamilie in Amerika.

Wij bleven voorlezen, en ondertussen kwamen er kinderen op de achterbank van de auto. Er kwam een moment dat er passages in de boeken voorkwamen, die ik niet hardop wilde voorlezen vanwege de kleine oortjes op de achterbank. Dus stapten wij over op kinderboeken. We lazen ‘Pluk’ en ‘Otje’ van Annie M. G. Schmidt, we lazen ‘De kinderkaravaan’, ‘Rossy dat krantenkind’ van Ann Rutgers van der Loeff, we lazen de Polleke-serie van Guus Kruijer, ‘De kleine kapitein’ en ‘De tuinen van Dorr’ van Paul Biegel, we lazen ‘Koning van Katoren’ van Jan Terlouw, en op reis naar Zweden lazen we stapels boeken van Astrid Lindgren, zoals ‘Ronja de roversdochter’. We lazen de hele serie van Cynthia Voigt over Dicey, James, Macbeth en Sammy. En al die boeken lazen we niet één keer, maar drie keer: steeds was er weer een kind dat het nog niet kende, en de andere luisterden weer enthousiast mee.

op hun beurt worden de knuffels voorgelezen

De boeken kregen ons zo in hun greep, dat we niet alleen onderweg lazen, of bij ‘t naar bed brengen, maar ook overdag: in de zomer in de tent of op een bergwandeling, in de herfst naast het gaskacheltje op Schiermonnikoog waar wij op de poes mochten passen. Om beurten lazen we voor en toen de kinderen groter werden gingen ze meedoen, en werden wij voorgelezen door onze kinderen.

Afgelopen zomer lazen we ‘Alleen op de wereld’. We zaten midden in de hoofdstukken over de mijnramp en konden niet stoppen. Bij het licht van een kaars lazen we het ene hoofdstuk na het andere, inmiddels al diep in de nacht. Toen kwam er een zaklamp onze kant op: onze buren in de tent naast ons kwamen vragen of we wilden stoppen met voorlezen … ze wilden graag slapen.

De nieuwste fase is dat we voorlezen in het Duits of Engels. Dat vraagt ook veel van ons als voorlezers, maar het is voor beide partijen leerzaam: je leert een taal het beste door hem te horen  en je oefent een taal het beste door hem uit te spreken.

Voorlezen: het is natuurlijk heel belangrijk. Je krijgt taalgevoel, je beleeft avonturen, je oefent je fantasie, je krijgt inzicht in het leven, je verplaatst je in andere situaties en in andere mensen, om zo maar even wat nuttige kanten van het voorlezen te noemen. Maar het is vooral heerlijk: dicht naast elkaar, in de geborgenheid van het samen lezen kun je de spanning en de emoties aan. En je kunt samen praten over wat je leest: gesprekken over keuzes maken, over pesten, over ziekte, dood en andere levensvragen.

Het prentenboek is inmiddels uit. We praten in de klas nog wat na en ik stap met mijn lievelingsboek weer op de fiets. Buiten sneeuwt het. Mijn dochter van 15 ligt ziek op de bank. Zo dadelijk ga ik haar even voorlezen. Belangrijk, maar vooral leuk!

donderdag 7 februari 2013

Ronde stenen


Als kind groeide ik op in Drenthe, en daar waren altijd stenen in de grond. Zwerfstenen: stenen door ijs of water naar ons toe gezworven uit hoge bergen ver weg. Ze zijn getuigen van een lange geschiedenis, ze hebben een enorme reis gemaakt en de wereld is ondertussen onherkenbaar veranderd.

Hunebed te Diever

De grootste zwerfkeien liggen als hunebedden in het landschap. Ze verbinden ons even met mensen die 5000 (!) jaar geleden daar in Drenthe woonden. Zij maakten vuur met de vuurstenen die ik als kind verzamelde en bewonderde om hun verschillende kleuren. Hun kinderen speelden er met dennenappels en eikeltjes, net als ik. Zij zongen en lachten als wij – en zij hadden verdriet en huilden als er een geliefde stierf. Het is wonderlijk hoe vreemd anders hun wereld was, en tegelijkertijd hoe verwant deze mensen aan ons zijn. Zij begroeven hun doden in ruimten die zij maakten van grote zwerfkeien. In die grafheuvels zijn sieraden gevonden van barnsteen en git: ook weer stenen, geslepen en glanzend.

Ooit waren deze stenen deel van een groter geheel. Ze komen uit de bergen, daar waar alles groots is en overweldigend. Steile hellingen, grote rotsen, tonnen steen: de mens is klein en nietig in deze wereld vol enorme krachten, vol sporen van een geschiedenis van ijstijden, gletsjers, kou en hitte. Gesteente, gevormd in miljarden jaren door wind en regen, zon en ijs is nu roerloos en ontzagwekkend, sterk en machtig, hard en meedogenloos. Tegelijkertijd is het warm in de zon, een stevige plek om je voet op te zetten en materiaal om een stevig en veilig huis van te bouwen.

Wat zijn ze verschillend, al die stenen. Sommige lijken grijs en grauw, maar in het licht ineens vol glanzende glitters. Soms tussen het grijs stukken dieprood of stralend koningsblauw. Als ze geslepen worden is het niet voor te stellen dat ze gegroeid zijn in het binnenste van de aarde. Zo zijn ook de bergkristallen in het diepe donker van de aarde gevormd: helder en doorzichtig en prachtig van vorm. Er zijn stenen waarin levende wezens van lang geleden bewaard gebleven zijn: een blad van een varen, een zee-egel: wonderlijke groet uit een ver verleden. Er zijn stenen met gaten erin, met eindeloos geduld erin gedruppeld door het water: de kracht van het water dat uiteindelijk sterker is dan de hardste steen. In de beekjes en rivieren rollen stenen met het water mee. Grijs zijn de stenen in de zon, maar hun kleuren intens en glanzend in het water.

Columba's bay op Iona (Schotland)

Afgelopen zomer was ik in Schotland, op het eiland Iona. Daar is aan het water van de oceaan een kiezelstrand. Zover als je kunt kijken liggen er kiezelstenen. Ze hebben allerlei kleuren, ze zijn rondgeslepen en voelen zacht aan. Niet één steen is hoekig of scherp: alles is afgerond en voelt prettig aan je voeten of in je hand. Hoe lang zijn deze stenen al rondgerold door de oceaan? Ze zijn heen en weer bewogen, tegen elkaar aan, dag in dag uit, eeuw in eeuw uit. Met eindeloos geduld heeft het water hen in beweging gehouden en hebben zij elkaar geslepen. Laten wij ons ook zacht en rond maken in ons leven? Laten wij onze scherpe kanten eraf slijpen door de mensen om ons heen, door in beweging te blijven, door het leven, door God?

een strand vol rondgeslepen kiezelstenen

Aan dat kiezelstrand krijgen we van onze gids de opdracht om twee stenen te zoeken: één om in zee te gooien, als symbool voor wat we los willen laten in ons leven. De andere mogen we meenemen, als symbool voor iets dat we juist vast willen houden. Sommigen leggen de steen voorzichtig terug in de golven, anderen gooien hem vér, vér weg. Ik neem niet één steen, maar meerdere mee. Thuis heb ik een verzameling stenen van al mijn wandelingen, elk met zijn eigen kleuren, vormen en herinneringen. Deze ronde, zachte, hebben thuis hun eigen verhaal en hun eigen opdracht: dat ik mij ook laat slijpen, elke dag opnieuw.

Dit weblog is eerder verschenen als column in 'In gesprek', het blad van de Protestantse Vrouwen Organisatie.

vrijdag 1 februari 2013

Rijdend tot rust komen


De hele morgen ben ik al als een razende aan het werk: dingen opruimen, regelen en afronden. Tussendoor pak ik mijn tas in: wat moet er mee, vergeet ik niks? Op het station ren ik nog en check in vliegende vaart in, maar de trein rijdt voor mijn neus weg. Er zit niets anders op dan op een bankje te gaan zitten en te wachten op de volgende trein. Na al dat gejacht en gejaag zit ik ineens stil en is er niets anders te doen dan te wachten.

Gelukkig is het droog en zit ik niet in de wind. Ik heb uitzicht op groene weilanden, bomen in de wind en vogels tegen de grijze hemel. Ik moet een beetje lachen om het contrast: mijn enorme haast en drukte van net en de abrupte overgang naar de stilte en rust van nu. Maar ik geniet van dit moment: even niets hoeven, even helemaal vrij.


Voor mij is reizen met de trein iets ontspannends. Ik hoef niet op de weg te letten of op het verkeer. Ik ben even nergens verantwoordelijk voor en ervaar mijn reistijd als een bijzondere soort tussen-tijd: tussen alle verplichtingen en verantwoordelijkheden een moment voor mijzelf.

Zeker sinds de stiltecoupés uitgevonden zijn, is treinreizen iets heerlijks. Het geeft een ongekend gevoel van ruimte en vrijheid. Langs de ramen glijdt het landschap voorbij. Ik zie achtertuinen van stadswijken langs komen, maar ook vergezichten met molens, natuurgebieden en brede rivieren die traag door oneindig laagland gaan. Ik zie wolkenluchten en ik zie de hemel verkleuren naar schemering.

Soms kijk ik alleen naar dat steeds veranderende uitzicht. Soms lees ik een boek. Soms heb ik mijn laptop op schoot en schrijf, zoals nu, voor mijn weblog. Maar altijd ervaar ik het als kostbare uren. Het doet mij goed om even uit die dagelijkse sleur te zijn, even uit de drukte en jachtigheid van alles wat mijn aandacht vraagt.

In sommige treinen staan mooie poëtische teksten. Ik sta ze te lezen als ik in het gangpad wacht terwijl de trein het station binnen rijdt. Zijn het regels van gedichten?

                                       voor het eerst net op tijd om de zon te zien opgaan

wat maakt het uit een huis met een keukentje op het zuiden


Het zijn leuke zinnen, die beelden oproepen, kleuren en een warm gevoel. Ik snap wel dat dit warme gevoel niet voor iedereen geldt, als het om treinreizen gaat. Als je veel met de trein moet, is het erg vervelend als er vertragingen of kapotte treinen zijn. Maar naast alles wat misgaat en beter zou kunnen, is het ook goed om te beseffen wat met de trein reizen kan bieden: rust en ruimte in deze drukke wereld. En nog belangrijker: minder CO2 uitstoot, zodat treinreizen veel beter is voor het milieu en ons klimaat. 


De trein remt af. We naderen het eindpunt. Ik pak mijn spullen weer in en stap uit de stilte het perron op. Het staat er vol mensen en op het andere spoor rijdt met veel lawaai een trein weg. Maar ontspannen en met frisse moed begin ik aan de volgende fase van deze reis. Van mijn gejaag en gejacht, gehaast en gestress is niets meer over: ik ben tot rust gekomen.