zaterdag 28 maart 2015

Kleuren en knippen


Er zijn van die dingen die je als kind doet, maar die later uit beeld raken: kleedjes knippen bijvoorbeeld of kleuren. Dat laatste is inmiddels trouwens met een revival bezig. Kleuren is in, ook voor volwassenen. Door te kleuren ontspan je en maak je tegelijk iets moois. Het is rustgevend en geeft voldoening.


Kleedjes knippen van vouwblaadjes deed ik vroeger graag. Je begon met eenvoudige figuren, maar allengs werd het complexer. Dankzij een bezoek aan het knipselmuseum in Westerbork kreeg de knipkunst in mijn jeugd een extra stimulans. Later kwam ik er terug met mijn eigen kinderen en inspireerde het mij opnieuw.

Knipselkunst is een heel oude traditie die in vele landen te vinden is. In Zwitserland zijn er regelmatig grote exposities waarbij naast de traditionele knipsels ook nieuwe te zien zijn. Elke kunstvorm verandert mee met de tijd – denk bij de schilderkunst aan Rembrandt en Mondriaan – en zo ook de knipselkunst. 

Het leuke van knipselkunst is dat je er maar zo weinig voor nodig hebt: een stuk papier en een schaar. Met die heel eenvoudige middelen kunnen heel complexe voorstellingen gemaakt worden.


Bij knipselkunst gaat het om de essentie van de dingen: het ene knip je uit, het andere knip je weg. De dingen worden tot hun kern gebracht, want zij moeten met die ene beweging van de schaar op een herkenbare manier zichtbaar gemaakt.

Dergelijke ambachtelijke kunstvormen zorgen voor iets wezenlijks: rust en concentratie. Door alle aandacht te hebben bij die ene beweging van de schaar, worden we van onze onrust bevrijd.

Wat mij betreft wordt het ook tijd voor een revival van de knipselkunst. De benodigdheden voor deze rustgevende bezigheid hebben we allemaal in huis. Wat houdt ons tegen?

donderdag 19 maart 2015

Rijkdom tussen twee generaties

Oud zijn ze, mijn ooms en tantes. Ze mankeren allemaal wat. Sommigen zijn familie, anderen al sinds mensenheugenis vrienden van mijn ouders. Ze kennen mij van klein kind af. Sommigen zag ik regelmatig, anderen minder vaak. Maar zij horen bij mijn vroegste jeugdherinneringen. 

Het huis van mijn peetoom is nog net zo als 45 jaar geleden, toen ik er met mijn ouders kwam. Het huis brengt me herinneringen te binnen en geeft een gevoel van vertrouwdheid.

Ik bevind mij in een bijzondere levensfase. Er zijn nog mensen die mij vanaf het begin van mijn leven gekend hebben: mijn ouders, ooms en tantes. Tegelijkertijd zijn er mensen die ik vanaf het begin van hun leven ken: mijn nichtje (ik was tien toen zij geboren werd en weet het nog goed) en mijn kinderen. Ik sta zo midden tussen verleden en toekomst.

Met mijn peetoom en mijn tante praat ik over hoe je omgaat met een leven dat zijn langste tijd heeft gehad. Oud worden en daarmee omgaan is een kunst die geleerd moet worden. Allemaal zijn ze op hun eigen manier met dit proces bezig. 

Een van hen trekt de vergelijking met je vroegste jeugd. Dan keek je om je heen en begreep je het allemaal niet en verwonderde je je. Datzelfde doet zij nu: de wereld zo geheel veranderd in de meer dan 90 jaar dat zij leeft, dat ze veel niet meer begrijpt. 


Tussen de bezoekjes aan mijn oudere familieleden door bellen mijn kinderen. Zij zijn deel van die nieuwe wereld en moeten keuzes maken en hun toekomst  richting geven. 

Ik bewonder mijn ooms en tantes die ondanks alle veranderingen en beperkingen hun leven gestalte geven. Zij behouden hun interesse in nieuwe ontwikkelingen en we hebben gesprekken over uiteenlopende onderwerpen.

Ik bewonder mijn kinderen die met moed en vertrouwen keuzes maken en een toekomst zoeken. Zij zijn deel van vele nieuwe ontwikkelingen en we hebben altijd veel te praten.

De gesprekken met mijn oudere familieleden én met mijn kinderen geven mij stof tot nadenken. Ik leer van de generaties boven én onder mij. Het zijn als het ware twee cirkels: de cirkel van de generatie boven mij en die van de generatie onder mij. Ik bevind mij nu daar waar beide cirkels elkaar raken. Wijsheid van de generatie boven en onder mij omringen me en vormen me: een bijzonder rijke levensfase!


vrijdag 13 maart 2015

Onderweg

In de grote stationshal wijst de klok 12 uur terwijl mijn trein pas om half één gaat. Dan valt mijn oog op een symbool: tussen de tekentjes voor wc’s en bagagekluisjes staat een kerk. Hier op het station van Zürich is een kerk.


Even later ben ik bezig een kaarsje aan te steken. Reizen is telkens ergens aankomen én weer afscheid nemen. Soms ineens is die reis méér dan het overbruggen van een afstand. Vandaag voel ik: op reis zijn staat symbool voor je levensreis.

De kleine kapel op het station is een plek waar aan dat gevoel recht gedaan wordt. Hier is ruimte voor een moment van bezinning, voor stilte en geborgenheid: een pleisterplaats.


In de kapel zijn de symbolen van de grote godsdiensten te vinden. Je kunt er een kaarsje aansteken maar ook gebuik maken van een matje om in de richting van Mekka te bidden.
Er brandt een grote kaars, een jonge man zit er stil naar te kijken. Ik lees de tekst van de dag, geschreven door één van de pastores.

Reizen is mooi omdat je steeds een nieuwe horizon tegemoet gaat. Maar tegelijkertijd moet je telkens iets loslaten. Afscheid nemen is een beetje sterven. Dat is wat leven met reizen gemeen heeft: steeds is er weer een  nieuwe horizon, een nieuwe fase. En daarmee neem je afscheid van wat was.

Aan alles komt een eind. Soms is dat een geweldige opluchting, soms stemt het je treurig. Het geeft je het onvermijdelijke besef van de eindigheid van dingen, van ons leven.

Mijn kaarsje brandt. Ik sluit deze fase van mijn reis af. Maar ik ga een nieuwe horizon tegemoet. Ik rol mijn koffer de kapel uit, de drukte en het lawaai van dit grote station weer in. Mijn trein staat al klaar en ik reis verder, een nieuwe bestemming tegemoet.



vrijdag 6 maart 2015

Walsen met de dominee

Als we bij de kerk komen, horen we de muziek al: vrolijke klanken die uitnodigen tot beweging. In de zaal bij de kerk wordt een dansavond gehouden. 

De zaal zit vol: vrouwen in mooie jurken en mannen in pak, maar ook mensen in hun dagelijkse jeans en t-shirt. Allemaal hebben ze dit gemeen: wanneer de muziek begint, kunnen ze niet blijven zitten. Dan wordt het in de zaal een bont door elkaar van bewegende mensen.

Mijn tante is een van hen. Voor haar is dansen een grote bron van vreugde. Ze slaat geen dans over. Het houdt haar fit en vrolijk, het ontspant en geeft haar levensvreugde. 

Tussen alle dansende paren valt één paar mij bijzonder op. Ze zijn in gewone vrijetijdskleding gekomen, maar zodra ze dansen strálen ze. De vreugde die ze de hele avond uitstralen, maakt indruk op mij. Beide zijn ze niet jong meer, maar vol levensvreugde en de verliefdheid spat eraf.

De dansavond is door de kerk georganiseerd. Ook de predikant is er. We praten een poosje over het wel en wee van de kerk: bij hen in Zürich en bij mij in Almelo. Er zijn grote verschillen maar ook overeenkomsten: ook daar zoekt men naar nieuwe vormen om geloof gestalte te geven. Voor deze gemeente in Zürich is de dansavond een laagdrempelige manier om mensen (weer) bij de kerk te betrekken. 

Toen ik predikante was op de Veluwe, was dansen soms problematisch. Op sommige scholen was het zelfs verboden, omdat het niet zou passen bij een gelovig leven. 


Hoe anders is dat in Zürich. Het kerkzaaltje is vol dansende mensen. De vreugde van de beweging en het ritme, van het samenzijn en de verbondenheid gaat hand in hand. Niet altijd was er een moeizame verhouding tussen het Christendom en dans. Er is een tekst over dansen die toegeschreven wordt aan Kerkvader Augustinus:

Ik loof de dans
want hij bevrijdt de mensen
van de zwaarte van de dingen
en verbindt wie vervreemd is
weer met de gemeenschap.

Ik loof de dans
die alles vraagt en alles geeft:
gezondheid, helderheid van geest
en bezieling.

De dans wil
dat mensen geestdriftig zijn
en evenwichtig
en al hun krachten benutten.

Ik loof de dans!
O, mens, leer dansen,
anders weten de engelen in de hemel niet
wat ze met  je moeten aanvangen.

Wanneer de muziek weer begint te spelen, wordt de predikant onrustig. Hij bekent mij dat hij eigenlijk niet kan dansen, maar dat hij het toch doet. Want hij is de danspartner van een gemeentelid dat weduwe werd. Zij danste altijd graag met haar man – en om haar nu de vreugde van het dansen weer te geven, danst de dominee met haar. Zo zie ik ze daar gaan op de dansvloer: de dominee met de oude dame, het stralende paar, mijn tante ….

Naast alle moeilijke dingen van het leven is er hier even tijd om te ontspannen, te genieten. Even niet zwaar en aan de grond gebonden, maar licht en zwevend. Levensvreugde is een grote kracht die moed geeft. Dat kerk en geloof uitnodigen tot het ervaren van die vreugde, stemt mij vrolijk. Zo kan het ook!

schotse dansavond op Iona